directiewisselingen research instituten
Nieuwe gezichten bij vieR onderzoeks­instituten
JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 
directiewisselingen research instituten

Een nieuwe generatie treedt aan. Vier van de acht onderzoeks­instituten van Amsterdam UMC hebben recent nieuwe directeuren gekregen. Wat betekent hun aantreden voor de koers van deze instituten? Over de Champions League, minder in plaats van meer publiceren, en de kloof tussen fundamentele wetenschap en klinische toepassing.

Tekst: Jasper Enklaar Beeld: Mark Horn

Menno de Winther en Ronak Delewi - Amsterdam Cardiovascular Sciences

“INZETTEN OP JONGE
ONDERZOEKERS EN TALENTEN”

Het zijn grote namen om op te volgen, met Arthur Wilde en Jolanda van der Velden als voorgangers. “We gaan ons best doen om dat op een goede manier voort te zetten”, zegt Menno de Winther. Samen met Ronak Delewi vormt hij sinds januari de nieuwe directie van onderzoeksinstituut Amsterdam Cardiovascular Sciences (ACS). “Er staat nu al een prachtig instituut. Daar gaan we mee verder. Maar daar moeten we wel onze eigen vorm in vinden. De komende tijd zullen we dingen gaan veranderen, maar dat moet zich nog een beetje uitkristalliseren.”

De Winther is na omzwervingen via Maastricht, Oxford en Leiden sinds 2011 aan Amsterdam UMC verbonden. Sinds 2018 maakt hij deel uit van het bestuur van ACS. Delewi noemt zichzelf “echt een product van Amsterdam UMC. Ik ben hier opgeleid, ik heb mijn promotieonderzoek hier gedaan en ben nu promovendi aan het begeleiden. Ik heb het hier zo naar mijn zin dat ik dat nooit heb overwogen ergens anders naartoe te gaan.”

De vijf thema’s van ACS staan nationaal, maar ook internationaal goed op de kaart, volgens De Winther. Daarbij gaat het onder meer om hartfalen, trombose, atherosclerose en diabetes. “We zullen wel specifieker gaan kijken waar we ons binnen elk thema specifiek op gaan richten: wat zijn de speerpunten waar we echt mee verder willen gaan. Maar dat is een discussie die nog bezig is.” Op een aantal onderwerpen speelt ACS nu al Champions League, vindt De Winther. Dat geldt bijvoorbeeld voor onderzoek op het gebied van vasculaire inflammatie, hartfalen, het microbioom en type 2-diabetes. “Dat laatste is een onderwerp dat raakvlakken heeft met andere onderzoeksinstituten. Het is onze ambitie om samenwerkingen tussen de onderzoeksinstituten te stimuleren. Ik geloof heel erg in kruisbestuiving. Een belangrijke taak van de onderzoeksinstituten is om als netwerkorganisatie goede onderzoekers samen te brengen en goed onderzoek te stimuleren.”

Van de onderzoeksinstituten van Amsterdam UMC is ACS een van de grotere, met duizend medewerkers, van wie de helft promovendi. De groep jonge onderzoekers heeft de nadrukkelijke aandacht van de nieuwe directeuren. “Voor de zomer zullen wij zeker aanpassingen hebben gemaakt op de strategie en de koers van ACS”, vertelt Delewi. “Maar een van de concrete dingen die wij nu al hebben aangepakt is dat wij meer dan voorheen inzetten op jonge onderzoekers en talenten. Wij zullen grotere beurzen aan hen toekennen: minder beurzen, maar wel grotere bedragen. Met name voor jonge talenten aan het begin van hun wetenschappelijke carrière, die hun eigen onderzoeksgroep willen beginnen of hun eigen onderzoekslijn willen uitbouwen. Dat hebben we nu al ingezet.”

Joppe Hovius - Amsterdam institute for Immunology & Infectious Diseases (AII)

“MEER SAMENWERKING TUSSEN ONDERZOEKERS EN CLINICI”

Internist-infectioloog Joppe Hovius is per 1 januari de nieuwe directeur van AII, samen met immunoloog Reina Mebius, die al eerder aantrad. Binnen AII was Hovius eerder als programmaleider betrokken bij het infectieziektenprogramma. Naast zijn hoogleraarschap in de inwendige geneeskunde coördineert hij het Lymecentrum van Amsterdam UMC. 

Het is niet toevallig dat vanaf diezelfde datum het instituut zijn naam aanpaste. Het ‘Amsterdam institute for Infection & Immunity’ gaat voortaan door het leven als het ‘Amsterdam institute for Immunology & Infectious Diseases’.

Met het aantreden van de nieuwe bestuurders wordt de koers enigszins verlegd, vertelt Hovius. “Wij zetten deels voort wat al is gerealiseerd, maar we gaan ook meer focus aanbrengen: we gaan terug naar twee programma’s, immunologie en infectieziekten. Binnen beide programma's krijgen we een matrixstructuur van overkoepelende thema's en specifieke onderwerpen. Zo komen beide programma’s beter tot hun recht.”

Met zo’n 1100 onderzoekers, waarvan circa 600 promovendi, is AII een van de grootste onderzoeksinstituten van Amsterdam UMC. Het bundelt expertise op het gebied van onderzoek naar het immuunsysteem en infectieziekten. Het instituut werkt samen met een aantal strategische partners, zoals READE, Sanquin, GGD Amsterdam, het Amsterdam Institute for Global Health and Development en de Stichting HIV Monitoring. Bij de covid-19-respons had het instituut een zeer actieve rol. En niet alleen op wetenschappelijk gebied. “Wij hadden twee leden in het Outbreak Management Team zitten.”

Binnen Nederland is het AII volgens Hovius één van de grotere onderzoeksinstituten op het gebied van immunologie en infectieziekten. “En met onze onderzoekers hebben we een groot internationaal netwerk. De komende jaren willen we de aansluiting zoeken bij andere internationale instituten, maar zeker ook bij de andere onderzoeksinstituten binnen Amsterdam UMC. Want als er synergie ontstaat tussen de onderzoeksinstituten komt dat de kwaliteit en de impact van het onderzoek ten goede.” 

Precies om die reden streeft AII ook naar meer samenwerking tussen onderzoekers en clinici. De nadruk lag tot voor kort vooral op basale wetenschap. Clinici hadden mogelijk wat minder affiniteit met het onderzoeksinstituut, volgens Hovius. Het streven is om artsen en klinisch onderzoekers meer te betrekken bij het instituut, bijvoorbeeld als themaleider of als topicleider. “Als onderzoeksinstituut willen we een gemeenschap creëren. We willen een katalysator zijn voor samenwerking om daardoor interdisciplinair en beter onderzoek te doen. Zo krijg je een omgeving waar diverse wetenschappers, artsen, klinische onderzoekers en strategische partners samenkomen om het allerbeste uit onze onderzoeksgemeenschap te halen.” 

Maarten Bijlsma - Cancer Center Amsterdam 

“EEN LEIDENDE ROL IN EUROPESE CONSORTIA"

Het is een opvallende mening van de net aangetreden wetenschappelijk directeur van onderzoeksinstituut Cancer Center Amsterdam: “We moeten minder willen publiceren.” Het is een van de lessen die Maarten Bijlsma, directeur van CCA sinds november 2023, in zijn tijd in Berkeley heeft opgestoken. “Het tempo daar ligt lager, waardoor dingen beter kunnen rijpen. Wat ik daar heb gezien en wat we hier ook meer zouden kunnen doen: de focus meer op kwaliteit en niet op kwantiteit. In de breedte doen we het goed als Nederlandse academische ziekenhuizen. We publiceren veel. We zijn goed, maar niet exceptioneel goed. Een van de actiepunten bij het CCA voor de komende jaren is dan ook om minder papers te publiceren en meer in te zetten op dingen die echt beklijven. Hoge kwaliteit en impactvolle research.” 

In navolging van zijn co-directeur Geert Kazemier noemt Bijlsma daarnaast het ‘ondernemen met lef’. “We moeten meer durven en niet bang zijn af en toe onderuit te gaan. Dat moeten we als onderzoeksinstituut faciliteren: projecten mogelijk maken waarvan het onzeker is of het gaat lukken. Maar als het dan lukt, dat er echt iets heel moois uitkomt.”

Met zowel onderzoek als onderwijs en zorgtaken is het CCA één van de grootste kankercentra van Europa met een goede positie in de volle academische breedte. Toch is het onderzoeksinstituut relatief slecht zichtbaar, vindt Bijlsma. Zowel binnen Amsterdam UMC als naar buiten toe kan er wel een tandje bij. De sterke positie van het CCA betreft volgens Bijlsma vooral het translationele onderzoek – de vertaling van fundamenteel onderzoek naar toepassing in de kliniek. Dat kan nog beter, vindt hij. “We hebben de juiste patiëntengroepen. We hebben goed onderzoek. Maar we kunnen nog beter de bevindingen of de vragen uit de kliniek naar het lab brengen. En andersom kunnen we nog beter nieuwe behandelingen uit het lab naar de kliniek brengen. Echt verbinding maken tussen lab en kliniek, daar ligt de komende jaren de uitdaging.” 

Op het gebied van translationeel onderzoek ziet Bijlsma goede mogelijkheden voor wetenschappelijke samenwerking. Met NKI/AvL, de partner in de strategische alliantie, maar ook in de regio en in Europees verband. “Ik denk dat we meer toe moeten naar consortiumverbanden in een Europese context, zodat we samen kunnen optrekken om kennis te delen, en in financiering van steeds duurder wordend wetenschappelijk onderzoek. Een leidende rol in Europese consortia moeten we zeker nastreven, vooral op domeinen waar we heel goed in zijn, bijvoorbeeld de gastro-enterologische oncologie of de hematologie.”

Nanne de Boer - Amsterdam Gastroenterology Endocrinology Metabolism

“MEER DE DIEPTE IN”

“Diep van binnen ben ik een klinische dokter”, bekent Nanne de Boer. “Maar wel een met liefde voor wetenschappelijk onderzoek. De combinatie van die twee vind ik het leukste aan mijn werk.” Dat was een van de redenen dat hij er wel wat voor voelde, toen hij werd gevraagd voor de post van directeur van Amsterdam Gastroenterology Endocrinology Metabolism (AGEM). 

De Boer is vanaf 1 januari co-directeur. Als maag-darm-lever-arts vertegenwoordigt hij een van de disciplines binnen AGEM. Co-directeur Anita Boelen is hoogleraar schildklierhormoon metabolisme. AGEM bestrijkt met MDL, endocrinologie en metabole ziekten een tamelijk breed terrein. “Het instituut is een samensmelting van drie disciplines. Dat maakt het lastig een focus aan te brengen. Maar we willen wat meer de diepte in en op die manier ook de mensen binnen het onderzoeksinstituut bij elkaar brengen.”

De keuze voor thema’s gaat daarbij helpen. Een daarvan is ‘Food for life’ over voeding in brede zin. Dat vertaalt zich in het bestuderen van het microbioom, interventies met voeding, het ontrafelen van metabole consequenties van voeding, maar ook het inzetten van voeding bij ondervoeding of overvoeding. 

Een tweede belangrijk thema is ‘Advanced diagnostics’. “Het is een breed thema”, vertelt De Boer, “waar minstens tien principal investigators vanuit hun eigen onderzoekslijn bij betrokken kunnen zijn.” Het gaat bijvoorbeeld over invasieve diagnostiek en AI, telemonitoring of het gebruik van wearables voor zowel het voorspellen als het monitoren van ziekte.

Als een van de jongste onderzoeksinstituten is AGEM relatief onbekend. “Ik wil me er daarom op toeleggen om zowel intern als extern duidelijk te maken wat we doen, waar we sterk in zijn en wat de waarde is van drie subspecialismen in één instituut. Ik probeer met jeugdige naïviteit en enthousiasme aan de boom te schudden. Dat is mijn rol de komende jaren.”

Een goed voorbeeld van waar de hybride samenwerking - in dit geval tussen de metabole ziekten en de endocrinologie - toe kan leiden, is de uitbreiding in 2023 van de hielprik met een 27e ziekte, een stofwisselingsziekte (adrenoleukodystrofie). “Ik ben ooit bij toeval terechtgekomen bij iemand van het metabole laboratorium omdat ik een of ander zeldzaam enzym wilde zien. Dan kom je er pas achter wat er allemaal mogelijk is in Amsterdam UMC. Vaak hebben we geen idee van elkaar wat we aan het doen zijn. Door mensen bewust bij elkaar te zetten, thema’s te creëren en focus aan te brengen, laat je mensen kennis maken met elkaar en weten ze elkaar daarna al snel te vinden.” 

Nieuwe gezichten bij vieR onderzoeks­instituten
directiewisselingen research instituten

In navolging van zijn co-directeur Geert Kazemier noemt Bijlsma daarnaast het ‘ondernemen met lef’. “We moeten meer durven en niet bang zijn af en toe onderuit te gaan. Dat moeten we als onderzoeksinstituut faciliteren: projecten mogelijk maken waarvan het onzeker is of het gaat lukken. Maar als het dan lukt, dat er echt iets heel moois uitkomt.”

Met zowel onderzoek als onderwijs en zorgtaken is het CCA één van de grootste kankercentra van Europa met een goede positie in de volle academische breedte. Toch is het onderzoeksinstituut relatief slecht zichtbaar, vindt Bijlsma. Zowel binnen Amsterdam UMC als naar buiten toe kan er wel een tandje bij. De sterke positie van het CCA betreft volgens Bijlsma vooral het translationele onderzoek – de vertaling van fundamenteel onderzoek naar toepassing in de kliniek. Dat kan nog beter, vindt hij. “We hebben de juiste patiëntengroepen. We hebben goed onderzoek. Maar we kunnen nog beter de bevindingen of de vragen uit de kliniek naar het lab brengen. En andersom kunnen we nog beter nieuwe behandelingen uit het lab naar de kliniek brengen. Echt verbinding maken tussen lab en kliniek, daar ligt de komende jaren de uitdaging.” 

Op het gebied van translationeel onderzoek ziet Bijlsma goede mogelijkheden voor wetenschappelijke samenwerking. Met NKI/AvL, de partner in de strategische alliantie, maar ook in de regio en in Europees verband. “Ik denk dat we meer toe moeten naar consortiumverbanden in een Europese context, zodat we samen kunnen optrekken om kennis te delen, en in financiering van steeds duurder wordend wetenschappelijk onderzoek. Een leidende rol in Europese consortia moeten we zeker nastreven, vooral op domeinen waar we heel goed in zijn, bijvoorbeeld de gastro-enterologische oncologie of de hematologie.”

Het is een opvallende mening van de net aangetreden wetenschappelijk directeur van onderzoeksinstituut Cancer Center Amsterdam: “We moeten minder willen publiceren.” Het is een van de lessen die Maarten Bijlsma, directeur van CCA sinds november 2023, in zijn tijd in Berkeley heeft opgestoken. “Het tempo daar ligt lager, waardoor dingen beter kunnen rijpen. Wat ik daar heb gezien en wat we hier ook meer zouden kunnen doen: de focus meer op kwaliteit en niet op kwantiteit. In de breedte doen we het goed als Nederlandse academische ziekenhuizen. We publiceren veel. We zijn goed, maar niet exceptioneel goed. Een van de actiepunten bij het CCA voor de komende jaren is dan ook om minder papers te publiceren en meer in te zetten op dingen die echt beklijven. Hoge kwaliteit en impactvolle research.” 

“Diep van binnen ben ik een klinische dokter”, bekent Nanne de Boer. “Maar wel een met liefde voor wetenschappelijk onderzoek. De combinatie van die twee vind ik het leukste aan mijn werk.” Dat was een van de redenen dat hij er wel wat voor voelde, toen hij werd gevraagd voor de post van directeur van Amsterdam Gastroenterology Endocrinology Metabolism (AGEM). 

De Boer is vanaf 1 januari co-directeur. Als maag-darm-lever-arts vertegenwoordigt hij een van de disciplines binnen AGEM. Co-directeur Anita Boelen is hoogleraar schildklierhormoon metabolisme. AGEM bestrijkt met MDL, endocrinologie en metabole ziekten een tamelijk breed terrein. “Het instituut is een samensmelting van drie disciplines. Dat maakt het lastig een focus aan te brengen. Maar we willen wat meer de diepte in en op die manier ook de mensen binnen het onderzoeksinstituut bij elkaar brengen.”

De keuze voor thema’s gaat daarbij helpen. Een daarvan is ‘Food for life’ over voeding in brede zin. Dat vertaalt zich in het bestuderen van het microbioom, interventies met voeding, het ontrafelen van metabole consequenties van voeding, maar ook het inzetten van voeding bij ondervoeding of overvoeding. 

Een tweede belangrijk thema is ‘Advanced diagnostics’. “Het is een breed thema”, vertelt De Boer, “waar minstens tien principal investigators vanuit hun eigen onderzoekslijn bij betrokken kunnen zijn.” Het gaat bijvoorbeeld over invasieve diagnostiek en AI, telemonitoring of het gebruik van wearables voor zowel het voorspellen als het monitoren van ziekte.

Als een van de jongste onderzoeksinstituten is AGEM relatief onbekend. “Ik wil me er daarom op toeleggen om zowel intern als extern duidelijk te maken wat we doen, waar we sterk in zijn en wat de waarde is van drie subspecialismen in één instituut. Ik probeer met jeugdige naïviteit en enthousiasme aan de boom te schudden. Dat is mijn rol de komende jaren.”

Een goed voorbeeld van waar de hybride samenwerking - in dit geval tussen de metabole ziekten en de endocrinologie - toe kan leiden, is de uitbreiding in 2023 van de hielprik met een 27e ziekte, een stofwisselingsziekte (adrenoleukodystrofie). “Ik ben ooit bij toeval terechtgekomen bij iemand van het metabole laboratorium omdat ik een of ander zeldzaam enzym wilde zien. Dan kom je er pas achter wat er allemaal mogelijk is in Amsterdam UMC. Vaak hebben we geen idee van elkaar wat we aan het doen zijn. Door mensen bewust bij elkaar te zetten, thema’s te creëren en focus aan te brengen, laat je mensen kennis maken met elkaar en weten ze elkaar daarna al snel te vinden.” 

“MEER DE DIEPTE IN”

Nanne de Boer - Amsterdam Gastroenterology Endocrinology Metabolism

“EEN LEIDENDE ROL IN EUROPESE CONSORTIA"

Maarten Bijlsma - Cancer Center Amsterdam 

Internist-infectioloog Joppe Hovius is per 1 januari de nieuwe directeur van AII, samen met immunoloog Reina Mebius, die al eerder aantrad. Binnen AII was Hovius eerder als programmaleider betrokken bij het infectieziektenprogramma. Naast zijn hoogleraarschap in de inwendige geneeskunde coördineert hij het Lymecentrum van Amsterdam UMC. 

Het is niet toevallig dat vanaf diezelfde datum het instituut zijn naam aanpaste. Het ‘Amsterdam institute for Infection & Immunity’ gaat voortaan door het leven als het ‘Amsterdam institute for Immunology & Infectious Diseases’.

Met het aantreden van de nieuwe bestuurders wordt de koers enigszins verlegd, vertelt Hovius. “Wij zetten deels voort wat al is gerealiseerd, maar we gaan ook meer focus aanbrengen: we gaan terug naar twee programma’s, immunologie en infectieziekten. Binnen beide programma's krijgen we een matrixstructuur van overkoepelende thema's en specifieke onderwerpen. Zo komen beide programma’s beter tot hun recht.”

Met zo’n 1100 onderzoekers, waarvan circa 600 promovendi, is AII een van de grootste onderzoeksinstituten van Amsterdam UMC. Het bundelt expertise op het gebied van onderzoek naar het immuunsysteem en infectieziekten. Het instituut werkt samen met een aantal strategische partners, zoals READE, Sanquin, GGD Amsterdam, het Amsterdam Institute for Global Health and Development en de Stichting HIV Monitoring. Bij de covid-19-respons had het instituut een zeer actieve rol. En niet alleen op wetenschappelijk gebied. “Wij hadden twee leden in het Outbreak Management Team zitten.”

Binnen Nederland is het AII volgens Hovius één van de grotere onderzoeksinstituten op het gebied van immunologie en infectieziekten. “En met onze onderzoekers hebben we een groot internationaal netwerk. De komende jaren willen we de aansluiting zoeken bij andere internationale instituten, maar zeker ook bij de andere onderzoeksinstituten binnen Amsterdam UMC. Want als er synergie ontstaat tussen de onderzoeksinstituten komt dat de kwaliteit en de impact van het onderzoek ten goede.” 

Precies om die reden streeft AII ook naar meer samenwerking tussen onderzoekers en clinici. De nadruk lag tot voor kort vooral op basale wetenschap. Clinici hadden mogelijk wat minder affiniteit met het onderzoeksinstituut, volgens Hovius. Het streven is om artsen en klinisch onderzoekers meer te betrekken bij het instituut, bijvoorbeeld als themaleider of als topicleider. “Als onderzoeksinstituut willen we een gemeenschap creëren. We willen een katalysator zijn voor samenwerking om daardoor interdisciplinair en beter onderzoek te doen. Zo krijg je een omgeving waar diverse wetenschappers, artsen, klinische onderzoekers en strategische partners samenkomen om het allerbeste uit onze onderzoeksgemeenschap te halen.” 

“MEER SAMENWERKING TUSSEN ONDERZOEKERS EN CLINICI”

Joppe Hovius - Amsterdam institute for Immunology & Infectious Diseases (AII)

Het zijn grote namen om op te volgen, met Arthur Wilde en Jolanda van der Velden als voorgangers. “We gaan ons best doen om dat op een goede manier voort te zetten”, zegt Menno de Winther. Samen met Ronak Delewi vormt hij sinds januari de nieuwe directie van onderzoeksinstituut Amsterdam Cardiovascular Sciences (ACS). “Er staat nu al een prachtig instituut. Daar gaan we mee verder. Maar daar moeten we wel onze eigen vorm in vinden. De komende tijd zullen we dingen gaan veranderen, maar dat moet zich nog een beetje uitkristalliseren.”

De Winther is na omzwervingen via Maastricht, Oxford en Leiden sinds 2011 aan Amsterdam UMC verbonden. Sinds 2018 maakt hij deel uit van het bestuur van ACS. Delewi noemt zichzelf “echt een product van Amsterdam UMC. Ik ben hier opgeleid, ik heb mijn promotieonderzoek hier gedaan en ben nu promovendi aan het begeleiden. Ik heb het hier zo naar mijn zin dat ik dat nooit heb overwogen ergens anders naartoe te gaan.”

De vijf thema’s van ACS staan nationaal, maar ook internationaal goed op de kaart, volgens De Winther. Daarbij gaat het onder meer om hartfalen, trombose, atherosclerose en diabetes. “We zullen wel specifieker gaan kijken waar we ons binnen elk thema specifiek op gaan richten: wat zijn de speerpunten waar we echt mee verder willen gaan. Maar dat is een discussie die nog bezig is.” Op een aantal onderwerpen speelt ACS nu al Champions League, vindt De Winther. Dat geldt bijvoorbeeld voor onderzoek op het gebied van vasculaire inflammatie, hartfalen, het microbioom en type 2-diabetes. “Dat laatste is een onderwerp dat raakvlakken heeft met andere onderzoeksinstituten. Het is onze ambitie om samenwerkingen tussen de onderzoeksinstituten te stimuleren. Ik geloof heel erg in kruisbestuiving. Een belangrijke taak van de onderzoeksinstituten is om als netwerkorganisatie goede onderzoekers samen te brengen en goed onderzoek te stimuleren.”

Van de onderzoeksinstituten van Amsterdam UMC is ACS een van de grotere, met duizend medewerkers, van wie de helft promovendi. De groep jonge onderzoekers heeft de nadrukkelijke aandacht van de nieuwe directeuren. “Voor de zomer zullen wij zeker aanpassingen hebben gemaakt op de strategie en de koers van ACS”, vertelt Delewi. “Maar een van de concrete dingen die wij nu al hebben aangepakt is dat wij meer dan voorheen inzetten op jonge onderzoekers en talenten. Wij zullen grotere beurzen aan hen toekennen: minder beurzen, maar wel grotere bedragen. Met name voor jonge talenten aan het begin van hun wetenschappelijke carrière, die hun eigen onderzoeksgroep willen beginnen of hun eigen onderzoekslijn willen uitbouwen. Dat hebben we nu al ingezet.”

“INZETTEN OP JONGE
ONDERZOEKERS EN TALENTEN”

Menno de Winther en Ronak Delewi - Amsterdam Cardiovascular Sciences

Tekst: Jasper Enklaar Beeld: Mark Horn

Een nieuwe generatie treedt aan. Vier van de acht onderzoeks­instituten van Amsterdam UMC hebben recent nieuwe directeuren gekregen. Wat betekent hun aantreden voor de koers van deze instituten? Over de Champions League, minder in plaats van meer publiceren, en de kloof tussen fundamentele wetenschap en klinische toepassing.

JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift
directiewisselingen research instituten