Eva Roos is arts-onderzoeker en patholoog
in opleiding bij Amsterdam UMC
Foto: Mark Horn
ussend hup ik op en neer, terwijl het strijkijzer stoomt. De baby in de draagzak pruttelt zachtjes en op de achtergrond klinkt een slechte Spaanse serie. De burgerpuntencompetitie heb ik gewonnen, de baby slaapt en ik ben gelukkig. De bel gaat en een paar seconden later steekt een vriendin haar hoofd om de deur: “Roos! Wat ben jij nou aan het doen? Je lijkt wel een huisvrouw! Kijk je nou een soap? Het gaat echt niet goed met je.”
Het is waar, de paar maanden verlof hebben mijn wereld doen krimpen tot de 85 m2 van ons appartement, en dat is tot de nok toe gevuld met baby. U kunt zich misschien voorstellen dat een column schrijven over wetenschap momenteel dan ook een soort ver-van-mijn bed show is.
Maar na wat brainstormen moet ik denken aan een onderdeel dat steevast aan bod komt tijdens praatjes van bekende professoren: lessons learned. Welke les neem ik mee als ik weer aan het werk ga?
Het mag dan burgerlijk klinken dat verlof, maar ik zit wel op de eerste rij om iets heel bijzonders te aanschouwen. Ik zie hoe een klein mensje zich ontwikkelt. Ze krijgt een dag- nachtritme, ze leert dingen pakken en specifieke geluiden te maken. Deze kleine aap leert door te observeren wat grote mensen doen, en door eindeloos te herhalen en te experimenteren.
De beroemde Spaanse neuropatholoog Santiago Ramón y Cajal was een Nobelprijswinnaar en stond voornamelijk bekend om zijn ontdekking van specifieke cellen in het zenuwstelsel en de prachtige illustraties die hij daarvan maakte. Later in zijn carrière schreef hij een bijzonder boekje: advies aan een jonge onderzoeker*. Hierin stelt hij dat grootse wetenschappelijke ontdekkingen slechts een enkele keer het werk zijn van een genie. Het overgrote deel van de wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt door onderzoekers met een gemiddelde intelligentie. Wat hen onderscheid is hun vasthoudendheid. Je moet met eindeloos geduld steeds weer opnieuw het op te lossen probleem onderzoeken in een reeks van observatie, deductie en experimenten. En met die manier van ontdekken, daar beginnen we direct na onze geboorte al mee.
En daarmee zijn we bij de belangrijkste les die ik heb geleerd tijdens mijn verlof. Ondanks alle boeken en lezingen over wetenschap had ik mijn baby nodig om het echt te begrijpen: geduld is een schone zaak •
*Santiago Ramón y Cajal. Advice for a young investigator.
Eva Roos is arts-onderzoeker en patholoog
in opleiding bij Amsterdam UMC
Foto: Mark Horn
ussend hup ik op en neer, terwijl het strijkijzer stoomt. De baby in de draagzak pruttelt zachtjes en op de achtergrond klinkt een slechte Spaanse serie. De burgerpuntencompetitie heb ik gewonnen, de baby slaapt en ik ben gelukkig. De bel gaat en een paar seconden later steekt een vriendin haar hoofd om de deur: “Roos! Wat ben jij nou aan het doen? Je lijkt wel een huisvrouw! Kijk je nou een soap? Het gaat echt niet goed met je.”
Het is waar, de paar maanden verlof hebben mijn wereld doen krimpen tot de 85 m2 van ons appartement, en dat is tot de nok toe gevuld met baby. U kunt zich misschien voorstellen dat een column schrijven over wetenschap momenteel dan ook een soort ver-van-mijn bed show is.
Maar na wat brainstormen moet ik denken aan een onderdeel dat steevast aan bod komt tijdens praatjes van bekende professoren: lessons learned. Welke les neem ik mee als ik weer aan het werk ga?
Het mag dan burgerlijk klinken dat verlof, maar ik zit wel op de eerste rij om iets heel bijzonders te aanschouwen. Ik zie hoe een klein mensje zich ontwikkelt. Ze krijgt een dag- nachtritme, ze leert dingen pakken en specifieke geluiden te maken. Deze kleine aap leert door te observeren wat grote mensen doen, en door eindeloos te herhalen en te experimenteren.
De beroemde Spaanse neuropatholoog Santiago Ramón y Cajal was een Nobelprijswinnaar en stond voornamelijk bekend om zijn ontdekking van specifieke cellen in het zenuwstelsel en de prachtige illustraties die hij daarvan maakte. Later in zijn carrière schreef hij een bijzonder boekje: advies aan een jonge onderzoeker*. Hierin stelt hij dat grootse wetenschappelijke ontdekkingen slechts een enkele keer het werk zijn van een genie. Het overgrote deel van de wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt door onderzoekers met een gemiddelde intelligentie. Wat hen onderscheid is hun vasthoudendheid. Je moet met eindeloos geduld steeds weer opnieuw het op te lossen probleem onderzoeken in een reeks van observatie, deductie en experimenten. En met die manier van ontdekken, daar beginnen we direct na onze geboorte al mee.
En daarmee zijn we bij de belangrijkste les die ik heb geleerd tijdens mijn verlof. Ondanks alle boeken en lezingen over wetenschap had ik mijn baby nodig om het echt te begrijpen: geduld is een schone zaak •