5 vragen aan

Speurwerkin de frontlinie
5 vragen aan

In zijn oratie, waarmee hij het ambt aanvaardt als hoogleraar Pediatrische Chirurgie, praat Joep Derikx niet alleen over ingewikkeld millimeterwerk in de darmen van kinderen. Teamwork vindt hij zeker zo belangrijk. “Er is een team van verpleegkundigen, artsen en ouders, en er is een team in de OK. Het is belangrijk dat ze goed samenwerken. Dat verbetert de zorg.”

Tekst: Marc van den Broek Foto: Mark Horn

1

Opvallende elementen in je oratie: Toon Hermans zingt over ‘ballonnetjes die dansen in de wind’ en op het einde zing jij zelf ook. Waarom heb je dit zo gedaan? 

“Toon Hermans. De fameuze cabaretier uit Sittard, de plaats waar ik vandaan kom. Ik heb zijn laatste show gezien met mijn moeder. Ik zie Toon als mijn voorbeeld: humor, levenslust, geen grapjes maken ten koste van anderen. In zijn optredens creëert hij een relaxte sfeer en betrekt hij iedereen erbij. Deze levenshouding probeer ik in mijn werk in praktijk te brengen. Je doet het met elkaar. Je moet verbinding zoeken, goed communiceren en vriendelijk zijn. Daar heb je baat bij als het spannend wordt. Ik zeg niet: ‘Luister, ik zet de lijnen uit’, want dat maakt iedereen passief.”

2

Wat heeft je naar de medische wereld getrokken en in het bijzonder naar de kinderchirurgie? 

“Mijn moeder werd ziek op mijn twaalfde en overleed toen ik 15 was. Je staat dan als jongetje machteloos toe te kijken. Dat motiveerde mij om geneeskunde te kiezen; om te begrijpen waarom mensen ziek worden en wat je eraan kunt doen.

Ik kwam uit bij kinderchirurgie. Tijdens mijn opleiding liet een hoogleraar mij couveusekinderen met een bolle buik zien, een teken van darmproblemen. Vandaar het liedje Ballonnetje van Toon in mijn oratie. Werken als chirurg vind ik leuk omdat je dit nooit in je eentje doet. Je werkt samen met de ouders, de verwijzers, de verpleegkundigen. Je probeert iedereen mee te nemen in wat je met het kind gaat doen. Dat lukt het beste als de sfeer in het team goed is.

Wat ik ook mooi vind aan dit vak, is dat je het kind én de familie gelukkig kunt maken en dat voor het hele leven van het kind. Dat geeft mij veel voldoening, omdat de winst in gezonde levensjaren bij kinderen het grootst is.”

3

Wat is er uniek aan chirurgie bij kinderen?

“Baby’s kunnen niet vertellen wat er aan de hand is, dus je moet op andere signalen letten, meer speurwerk verrichten. Darmproblemen bij kinderen uiten zich bijvoorbeeld door een opgeblazen buik. Die ontstaat als de darm is gedraaid, of als de darm niet goed is aangelegd en ergens een ‘stop’ heeft. Of bepaalde zenuwen in de darm ontbreken, dat is ziekte van Hirschsprung. De lucht en de poep kunnen niet goed door de darm, dus wordt de buik opgeblazen.

Het bijzondere aan kinderchirurgie is dat je geen MRI- of CT-scan kunt doen. Daarvoor moet de patiënt namelijk een tijdje stil blijven liggen, of er is te veel straling. Wij hebben alleen echo’s, bloedtesten of testen met poep. Dus begin ik vaak aan de operatie van een kind met een bolle buik zonder vooraf precies te weten wat ik ga doen. Dan moet ik mijn boerenverstand gebruiken om te beslissen wat logisch is. Je opent als het ware een ‘black box’ en dat is een superleuke uitdaging.”

‘De winst in gezonde levensjaren

is bij kinderen het grootst’

4

Je noemt vaak teamwerk in je oratie. Waarom? 

“De meesten vertellen in hun oratie over het onderzoek dat ze gaan doen. De mensen moeten maar geloven dat ik dat kan. Wat ik minstens zo belangrijk vind, is uitzoeken hoe goed teamwork de zorg voor de patiënt verbetert. Ik wil uitdragen hoe je dat moet vormgeven. Dat doen we in het Emma Kinderziekenhuis met ons Kinderbuikcentrum, waar we de ouders bij de zorg betrekken.

We beginnen niet met: ‘dit is ons doel, dit is onze taak’. Dat vind ik lineair denken. Je krijgt een goed team als je eerst verbinding maakt met elkaar, net als Toon Hermans als geen ander verbinding maakte. Je bent samen verantwoordelijk voor wat er moet gebeuren. Je mag van mij dingen verwachten, maar ik mag wat terugverwachten. Dat vind ik circulair – als een ballonnetje – denken en handelen.

Bij onrecht word ik wel boos. Ik kan er slecht tegen als iets per se volgens de regels moet, terwijl het soms beter kan. Zeker voor kinderen zeg ik: minder protocollen, minder controles op de zorg van boven- of buitenaf. Ik vind het nodig om daar tegenaan te schoppen. Laat het team dat elke dag in de frontlinie voor het kind en de ouders zorgt, bepalen wat het beste is voor het kind.“

5

Welk onderzoek ga je doen naar darmziektes bij kinderen?

“Onderzoek is belangrijk om de zorg te verbeteren. Ook daarbij komt samenwerking weer om de hoek kijken. Ons probleem is dus dat we niet goed kunnen zien wat er precies mis is met kinderen die een buik zo bol als een ballonnetje hebben. Zij komen doodziek binnen en dan moeten we als team snel beslissen wat we gaan doen. Je kunt bloed prikken om te zien hoe het gaat met de nieren of de lever en de alvleesklier, maar er bestaat nog geen goede bloedtest voor de darmen. Ik doe onderzoek met Wouter de Jonge, die zich bij het Tytgat-instituut richt op problemen van de darm. Ik lever hem samples van poep en bloed uit de kliniek en hij gaat ermee aan de slag.

We hebben kunstmatige intelligentie (AI) nodig om de enorme hoeveelheid data van bloed- en poepmonsters te clusteren en zo markers te vinden voor bepaalde darmziektes. Dan krijg je hopelijk informatie over wat er met het kind mis zou kunnen zijn. Je kunt dan op grond van die AI-analyse voorspellen welke behandeling het beste is.

Verder wil ik beter begrijpen waarom sommige baby’s een aandoening krijgen die leidt tot een bolle buik. Is er iets fout in hun darmen, is hun afweersysteem verstoord? Als we dat weten, dan kunnen vroege interventies, bijvoorbeeld op het gebied van voeding, sommige problemen bij de kinderen voorkomen.”

Meer weten over het Kinderbuikcentrum? Kijk op de website van Amsterdam UMC onder het thema Kinderbuikcentrum.

Lees ook het eerdere interview in Janus (nummer 3 / 2023) over het Kinderbuikcentrum.

Klik hier om de

oratie van Joep Derikx

online terug te kijken.

JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 

5 vragen aan

Speurwerkin de frontlinie

Meer weten over het Kinderbuikcentrum? Kijk op de website van Amsterdam UMC onder het thema Kinderbuikcentrum.

Lees ook het eerdere interview in Janus (nummer 3 / 2023) over het Kinderbuikcentrum.

Klik hier om de oratie van Joep Derikx

online terug te kijken.

5 vragen aan

In zijn oratie, waarmee hij het ambt aanvaardt als hoogleraar Pediatrische Chirurgie, praat Joep Derikx niet alleen over ingewikkeld millimeterwerk in de darmen van kinderen. Teamwork vindt hij zeker zo belangrijk. “Er is een team van verpleegkundigen, artsen en ouders, en er is een team in de OK. Het is belangrijk dat ze goed samenwerken. Dat verbetert de zorg.”

Welk onderzoek ga je doen naar darmziektes bij kinderen?

“Onderzoek is belangrijk om de zorg te verbeteren. Ook daarbij komt samenwerking weer om de hoek kijken. Ons probleem is dus dat we niet goed kunnen zien wat er precies mis is met kinderen die een buik zo bol als een ballonnetje hebben. Zij komen doodziek binnen en dan moeten we als team snel beslissen wat we gaan doen. Je kunt bloed prikken om te zien hoe het gaat met de nieren of de lever en de alvleesklier, maar er bestaat nog geen goede bloedtest voor de darmen. Ik doe onderzoek met Wouter de Jonge, die zich bij het Tytgat-instituut richt op problemen van de darm. Ik lever hem samples van poep en bloed uit de kliniek en hij gaat ermee aan de slag.

We hebben kunstmatige intelligentie (AI) nodig om de enorme hoeveelheid data van bloed- en poepmonsters te clusteren en zo markers te vinden voor bepaalde darmziektes. Dan krijg je hopelijk informatie over wat er met het kind mis zou kunnen zijn. Je kunt dan op grond van die AI-analyse voorspellen welke behandeling het beste is.

Verder wil ik beter begrijpen waarom sommige baby’s een aandoening krijgen die leidt tot een bolle buik. Is er iets fout in hun darmen, is hun afweersysteem verstoord? Als we dat weten, dan kunnen vroege interventies, bijvoorbeeld op het gebied van voeding, sommige problemen bij de kinderen voorkomen.”

Je noemt vaak teamwerk in je oratie. Waarom? 

“De meesten vertellen in hun oratie over het onderzoek dat ze gaan doen. De mensen moeten maar geloven dat ik dat kan. Wat ik minstens zo belangrijk vind, is uitzoeken hoe goed teamwork de zorg voor de patiënt verbetert. Ik wil uitdragen hoe je dat moet vormgeven. Dat doen we in het Emma Kinderziekenhuis met ons Kinderbuikcentrum, waar we de ouders bij de zorg betrekken.

We beginnen niet met: ‘dit is ons doel, dit is onze taak’. Dat vind ik lineair denken. Je krijgt een goed team als je eerst verbinding maakt met elkaar, net als Toon Hermans als geen ander verbinding maakte. Je bent samen verantwoordelijk voor wat er moet gebeuren. Je mag van mij dingen verwachten, maar ik mag wat terugverwachten. Dat vind ik circulair – als een ballonnetje – denken en handelen.

Bij onrecht word ik wel boos. Ik kan er slecht tegen als iets per se volgens de regels moet, terwijl het soms beter kan. Zeker voor kinderen zeg ik: minder protocollen, minder controles op de zorg van boven- of buitenaf. Ik vind het nodig om daar tegenaan te schoppen. Laat het team dat elke dag in de frontlinie voor het kind en de ouders zorgt, bepalen wat het beste is voor het kind.“

‘De winst in gezonde levensjaren

is bij kinderen het grootst’

Wat is er uniek aan chirurgie bij kinderen?

“Baby’s kunnen niet vertellen wat er aan de hand is, dus je moet op andere signalen letten, meer speurwerk verrichten. Darmproblemen bij kinderen uiten zich bijvoorbeeld door een opgeblazen buik. Die ontstaat als de darm is gedraaid, of als de darm niet goed is aangelegd en ergens een ‘stop’ heeft. Of bepaalde zenuwen in de darm ontbreken, dat is ziekte van Hirschsprung. De lucht en de poep kunnen niet goed door de darm, dus wordt de buik opgeblazen.

Het bijzondere aan kinderchirurgie is dat je geen MRI- of CT-scan kunt doen. Daarvoor moet de patiënt namelijk een tijdje stil blijven liggen, of er is te veel straling. Wij hebben alleen echo’s, bloedtesten of testen met poep. Dus begin ik vaak aan de operatie van een kind met een bolle buik zonder vooraf precies te weten wat ik ga doen. Dan moet ik mijn boerenverstand gebruiken om te beslissen wat logisch is. Je opent als het ware een ‘black box’ en dat is een superleuke uitdaging.”

Wat heeft je naar de medische wereld getrokken en in het bijzonder naar de kinderchirurgie? 

“Mijn moeder werd ziek op mijn twaalfde en overleed toen ik 15 was. Je staat dan als jongetje machteloos toe te kijken. Dat motiveerde mij om geneeskunde te kiezen; om te begrijpen waarom mensen ziek worden en wat je eraan kunt doen.

Ik kwam uit bij kinderchirurgie. Tijdens mijn opleiding liet een hoogleraar mij couveusekinderen met een bolle buik zien, een teken van darmproblemen. Vandaar het liedje Ballonnetje van Toon in mijn oratie. Werken als chirurg vind ik leuk omdat je dit nooit in je eentje doet. Je werkt samen met de ouders, de verwijzers, de verpleegkundigen. Je probeert iedereen mee te nemen in wat je met het kind gaat doen. Dat lukt het beste als de sfeer in het team goed is.

Wat ik ook mooi vind aan dit vak, is dat je het kind én de familie gelukkig kunt maken en dat voor het hele leven van het kind. Dat geeft mij veel voldoening, omdat de winst in gezonde levensjaren bij kinderen het grootst is.”

Opvallende elementen in je oratie: Toon Hermans zingt over ‘ballonnetjes die dansen in de wind’ en op het einde zing jij zelf ook. Waarom heb je dit zo gedaan? 

“Toon Hermans. De fameuze cabaretier uit Sittard, de plaats waar ik vandaan kom. Ik heb zijn laatste show gezien met mijn moeder. Ik zie Toon als mijn voorbeeld: humor, levenslust, geen grapjes maken ten koste van anderen. In zijn optredens creëert hij een relaxte sfeer en betrekt hij iedereen erbij. Deze levenshouding probeer ik in mijn werk in praktijk te brengen. Je doet het met elkaar. Je moet verbinding zoeken, goed communiceren en vriendelijk zijn. Daar heb je baat bij als het spannend wordt. Ik zeg niet: ‘Luister, ik zet de lijnen uit’, want dat maakt iedereen passief.”

Tekst: Marc van den Broek Foto: Mark Horn

JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift
4
5
3
2
1