onderzoek
Waarom kampen stedelingen vaker met mentale problemen?
Max Nieuwdorp en Hilde Herrema
onderzoek

In grote steden hebben meer mensen last van mentale problemen dan op het platteland. Het Centre for Urban Mental Health probeert nieuwe aangrijpings­punten te vinden voor interventies die angst, depressie en verslaving moeten aanpakken of voorkomen. Daarvoor heeft het onlangs een flinke subsidie ontvangen van de Universiteit van Amsterdam.

Tekst: John Ekkelboom Foto: Mark Horn

W

oonde begin vorige eeuw slechts 10 procent van de wereldbevolking in steden, in 2050 zal dat naar verwachting 68 procent zijn. Steden zijn aantrekkelijk vanwege de werkgelegenheid, het culturele aanbod en allerlei voorzieningen die op het platteland niet of nauwelijks aanwezig zijn. Maar de stad als magneet blijkt niet voor iedereen gunstig uit te vallen. Internationale onderzoeken tonen aan dat verstedelijking gepaard gaat met een toename van mentale aandoeningen. Het Centre for Urban Mental Health van de Universiteit van Amsterdam probeert deze problematiek te ontrafelen. “Waarom floreert de een wel in een stad en loopt de ander vast? Het is de kip-of-ei-vraag: veroorzaakt verstedelijking psychische problemen of trekt de stad mensen aan met dergelijke aandoeningen?” Aan het woord is Claudi Bockting, een van de drie directieleden van het centrum. Ze is hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie bij Amsterdam UMC en voorzitter van de academische werkplaats Shift Left bij ggz-instelling Arkin. “Ons uitgangspunt is dat die mentale gezondheid en mentale aandoeningen het resultaat zijn van allerlei factoren die continu op elkaar inwerken en voortdurend in beweging zijn. Een stedelijke omgeving is één van die factoren.”

Samenhang

Bockting spreekt van complexe systeemwetenschap waarmee de samenhang van al die factoren in beeld wordt gebracht. Om dat mogelijk te maken, heeft het Centre for Urban Mental Health de afgelopen jaren een theoretisch raamwerk - het urban mental health framework - ontwikkeld. Bockting en collega’s hebben geprobeerd helder te krijgen welke ‘feedbackloops’ op elkaar inspelen en veranderen in de tijd. Ze legt uit: “Als iemand bijvoorbeeld in een wijk woont waar veel rotzooi op straat ligt en waar veel criminaliteit en lawaai is, kan dit gepaard gaan met meer angst en depressie dan in een rustige, schone en veilige buurt. Wanneer je verslaafd of depressief bent, ben je minder goed in staat om voor jezelf en je omgeving te zorgen. Of je hebt een genetische aanleg om sneller te piekeren als dingen misgaan. Meer piekeren kan leiden tot somberheid, alcoholgebruik en slechter slapen, en uitmonden in een depressie en/of verslavingsproblematiek. Dat zijn  ‘feedbackloops’ waardoor mensen kunnen vastlopen.” Het raamwerk richt zich volgens de hoogleraar op de drie meest voorkomende mentale aandoeningen, namelijk angststoornissen, depressieve stoornissen en verslaving. “Dit stuk gereedschap hebben we ontwikkeld met systematisch literatuuronderzoek en inbreng van nationale en internationale interdisciplinaire experts, waaronder psychologen, psychiaters, neurowetenschappers, sociologen en deskundigen op het gebied van complexe systemen.”

Nieuwe aangrijpingspunten

Dit theoretische framework, bestaande uit verschillende feedbackloops, wil het centrum onderzoeken door op verschillende punten in te grijpen met interventies in de praktijk. Er starten nu zes projecten met als doel mentale problemen te verbeteren of te voorkomen. Voor onder meer deze projecten en voor het werken aan een plan om het voortbestaan van dat interdisciplinaire centrum te bestendigen in de periode na 2029, heeft de Universiteit van Amsterdam onlangs een subsidie van 10 miljoen euro voor de komende vijf jaar uitgetrokken. Bockting noemt enkele voorbeelden van projecten. Zo zal onderzocht worden via welke weg fysieke beweging leidt tot het verbeteren van mentale weerbaarheid bij jongeren. In een dierstudie zal het effect van cannabisgebruik tijdens de zwangerschap op het nageslacht worden onderzocht, om zo te komen tot gerichte beleidsadviezen. Een ander onderzoeksproject richt zich op de ontwikkeling van innovatieve interventies die de sociale verbinding tussen mensen met depressieve klachten moeten stimuleren.

Hierbij moet een nog te ontwikkelen digitaal simulatiemodel de juiste mensen koppelen, omdat depressieve klachten maar ook suïcidaal gedrag ‘besmettelijk’ kunnen zijn. Ten slotte noemt Bockting de ontwikkeling van een geautomatiseerde chatbot-interventie voor drie generaties Turkse en Marokkaanse mensen. “Het gaat hierbij om personen met een depressie of zelfbeschadigend gedrag. Onze onderzoekers gaan zowel de acceptatie als het effect van de chatbot-interventie bestuderen.”

Europees project

Daarnaast loopt er op dit moment een groot project onder leiding van Annet Kleiboer, universitair hoofddocent Klinische psychologie van de Vrije Universiteit, waaraan twaalf Europese landen met Europese subsidie meedoen. Het Centre for Urban Mental Health leidt een onderdeel waarin het urban mental health framework wordt toegepast op de verstedelijking in Europa. Dit gebeurt volgens Bockting in combinatie met andere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals oorlog in Europa, migrantenstromen, klimaatverandering en digitalisering. “Vervolgens onderzoeken we of je de negatieve impact van deze maatschappelijke uitdagingen op mentale gezondheid kunt voorkomen. Daarbij denken we onder andere aan geautomatiseerde interventies, zoals e-health-apps, om de mentale weerbaarheid te vergroten.” Of al die interventies helpen, kan de hoogleraar op voorhand niet zeggen. “De komende jaren gaan we de effecten ervan onderzoeken. Worden bijvoorbeeld de mensen die op een smart way zijn gekoppeld minder eenzaam? Werkt deze aanpak preventief tegen een depressie of nemen hun psychische klachten af? De resultaten van al die projecten gebruiken we tevens om het framework bij te stellen. Zo krijgen we steeds meer grip op de onderliggende factoren die op elkaar inwerken. Wellicht levert dit inzicht ook nieuwe en vooral effectievere interventies op. Dit zouden ook adviezen op beleidsmatig niveau kunnen zijn. Zo hopen we de mentale problemen, die mede het gevolg kunnen zijn van een stedelijke omgeving, zoveel mogelijk te verminderen en hopelijk te voorkomen.”

Het Centre for Urban Mental Health is een multidisciplinair centrum waarin onderzoekers van drie faculteiten nauw samenwerken: Maatschappij- en gedragswetenschappen, Geneeskunde, en Natuurkunde, wiskunde en informatica. Claudi Bockting (klinisch psycholoog en hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie) Reinout Wiers (hoogleraar Ontwikkelingspsychopathologie) en Harm Krugers (universitair hoofddocent bij het Swammerdam Institute for Life Sciences) vormen de driekoppige directie. Hun doel is, in het kader van deze onderzoeksprioriteit van de Universiteit van Amsterdam, nieuwe wegen te vinden om de stedelijke geestelijke gezondheid te verbeteren. Dit doen ze in nauwe samenwerking met het Institute for Advanced Study van de Universiteit van Amsterdam.

JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 
onderzoek
Waarom kampen stedelingen vaker met mentale problemen?
onderzoek

In grote steden hebben meer mensen last van mentale problemen dan op het platteland. Het Centre for Urban Mental Health probeert nieuwe aangrijpings­punten te vinden voor interventies die angst, depressie en verslaving moeten aanpakken of voorkomen. Daarvoor heeft het onlangs een flinke subsidie ontvangen van de Universiteit van Amsterdam.

Tekst: John Ekkelboom Foto: Mark Horn

W

Hierbij moet een nog te ontwikkelen digitaal simulatiemodel de juiste mensen koppelen, omdat depressieve klachten maar ook suïcidaal gedrag ‘besmettelijk’ kunnen zijn. Ten slotte noemt Bockting de ontwikkeling van een geautomatiseerde chatbot-interventie voor drie generaties Turkse en Marokkaanse mensen. “Het gaat hierbij om personen met een depressie of zelfbeschadigend gedrag. Onze onderzoekers gaan zowel de acceptatie als het effect van de chatbot-interventie bestuderen.”

Europees project

Daarnaast loopt er op dit moment een groot project onder leiding van Annet Kleiboer, universitair hoofddocent Klinische psychologie van de Vrije Universiteit, waaraan twaalf Europese landen met Europese subsidie meedoen. Het Centre for Urban Mental Health leidt een onderdeel waarin het urban mental health framework wordt toegepast op de verstedelijking in Europa. Dit gebeurt volgens Bockting in combinatie met andere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals oorlog in Europa, migrantenstromen, klimaatverandering en digitalisering. “Vervolgens onderzoeken we of je de negatieve impact van deze maatschappelijke uitdagingen op mentale gezondheid kunt voorkomen. Daarbij denken we onder andere aan geautomatiseerde interventies, zoals e-health-apps, om de mentale weerbaarheid te vergroten.” Of al die interventies helpen, kan de hoogleraar op voorhand niet zeggen. “De komende jaren gaan we de effecten ervan onderzoeken. Worden bijvoorbeeld de mensen die op een smart way zijn gekoppeld minder eenzaam? Werkt deze aanpak preventief tegen een depressie of nemen hun psychische klachten af? De resultaten van al die projecten gebruiken we tevens om het framework bij te stellen. Zo krijgen we steeds meer grip op de onderliggende factoren die op elkaar inwerken. Wellicht levert dit inzicht ook nieuwe en vooral effectievere interventies op. Dit zouden ook adviezen op beleidsmatig niveau kunnen zijn. Zo hopen we de mentale problemen, die mede het gevolg kunnen zijn van een stedelijke omgeving, zoveel mogelijk te verminderen en hopelijk te voorkomen.”

Nieuwe aangrijpingspunten

Dit theoretische framework, bestaande uit verschillende feedbackloops, wil het centrum onderzoeken door op verschillende punten in te grijpen met interventies in de praktijk. Er starten nu zes projecten met als doel mentale problemen te verbeteren of te voorkomen. Voor onder meer deze projecten en voor het werken aan een plan om het voortbestaan van dat interdisciplinaire centrum te bestendigen in de periode na 2029, heeft de Universiteit van Amsterdam onlangs een subsidie van 10 miljoen euro voor de komende vijf jaar uitgetrokken. Bockting noemt enkele voorbeelden van projecten. Zo zal onderzocht worden via welke weg fysieke beweging leidt tot het verbeteren van mentale weerbaarheid bij jongeren. In een dierstudie zal het effect van cannabisgebruik tijdens de zwangerschap op het nageslacht worden onderzocht, om zo te komen tot gerichte beleidsadviezen. Een ander onderzoeksproject richt zich op de ontwikkeling van innovatieve interventies die de sociale verbinding tussen mensen met depressieve klachten moeten stimuleren.

oonde begin vorige eeuw slechts 10 procent van de wereldbevolking in steden, in 2050 zal dat naar verwachting 68 procent zijn. Steden zijn aantrekkelijk vanwege de werkgelegenheid, het culturele aanbod en allerlei voorzieningen die op het platteland niet of nauwelijks aanwezig zijn. Maar de stad als magneet blijkt niet voor iedereen gunstig uit te vallen. Internationale onderzoeken tonen aan dat verstedelijking gepaard gaat met een toename van mentale aandoeningen. Het Centre for Urban Mental Health van de Universiteit van Amsterdam probeert deze problematiek te ontrafelen. “Waarom floreert de een wel in een stad en loopt de ander vast? Het is de kip-of-ei-vraag: veroorzaakt verstedelijking psychische problemen of trekt de stad mensen aan met dergelijke aandoeningen?” Aan het woord is Claudi Bockting, een van de drie directieleden van het centrum. Ze is hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie bij Amsterdam UMC en voorzitter van de academische werkplaats Shift Left bij ggz-instelling Arkin. “Ons uitgangspunt is dat die mentale gezondheid en mentale aandoeningen het resultaat zijn van allerlei factoren die continu op elkaar inwerken en voortdurend in beweging zijn. Een stedelijke omgeving is één van die factoren.”

Samenhang

Bockting spreekt van complexe systeemwetenschap waarmee de samenhang van al die factoren in beeld wordt gebracht. Om dat mogelijk te maken, heeft het Centre for Urban Mental Health de afgelopen jaren een theoretisch raamwerk - het urban mental health framework - ontwikkeld. Bockting en collega’s hebben geprobeerd helder te krijgen welke ‘feedbackloops’ op elkaar inspelen en veranderen in de tijd. Ze legt uit: “Als iemand bijvoorbeeld in een wijk woont waar veel rotzooi op straat ligt en waar veel criminaliteit en lawaai is, kan dit gepaard gaan met meer angst en depressie dan in een rustige, schone en veilige buurt. Wanneer je verslaafd of depressief bent, ben je minder goed in staat om voor jezelf en je omgeving te zorgen. Of je hebt een genetische aanleg om sneller te piekeren als dingen misgaan. Meer piekeren kan leiden tot somberheid, alcoholgebruik en slechter slapen, en uitmonden in een depressie en/of verslavingsproblematiek. Dat zijn  ‘feedbackloops’ waardoor mensen kunnen vastlopen.” Het raamwerk richt zich volgens de hoogleraar op de drie meest voorkomende mentale aandoeningen, namelijk angststoornissen, depressieve stoornissen en verslaving. “Dit stuk gereedschap hebben we ontwikkeld met systematisch literatuuronderzoek en inbreng van nationale en internationale interdisciplinaire experts, waaronder psychologen, psychiaters, neurowetenschappers, sociologen en deskundigen op het gebied van complexe systemen.”

JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift