kort
Nieuws uit Amsterdam UMC

Quote

‘Alles wat bij andere ziektes wel helpt, is bij angst verkeerd’

Dat zegt Neeltje Batelaan, hoogleraar Psychiatrie van angstgerelateerde stoornissen, in een interview in Folia naar aanleiding van haar oratie op 5 september jl. Ze legt uit: “Iemand met een gebroken been kun je helpen door aan te bieden naar de supermarkt te gaan. Maar bij angst ga je dan de vermijding helpen.”

Een angststoornis begint veelal mild, maar wordt na verloop van tijd vaak hardnekkiger. Behalve vermijdingsgedrag kan er sprake zijn van bijkomende stoornissen zoals een depressie of overmatig middelengebruik. “Om hardnekkigheid te voorkomen pleit ik voor meer preventie en tijdige behandeling. Cruciaal hierbij is meer kennis over deze stoornissen, zowel in de samenleving als bij zorgprofessionals”, zegt Batelaan. Ze roept verder op tot het ontwikkelen van vervolgbehandelingen, omdat een derde tot de helft van de patiënten na een eerste behandeling onvoldoende herstelt. Recente cijfers laten een verontrustende trend zien: het percentage volwassenen met een angststoornis is in Nederland gestegen van 10 naar 15 procent. Omdat meer dan de helft van de angststoornissen al vóór het 18e levensjaar ontstaat, is het belangrijk alert te zijn bij angstklachten onder jongeren en adolescenten, benadrukt Batelaan. 

Neeltje Batelaan

Getal

Ruim 8.000 liter moedermelk is gedoneerd sinds de start van de Nederlandse Moedermelkbank in 2011. Inmiddels zijn er continu 30 tot 40 donoren actief en levert de Moedermelkbank aan alle 9 Neonatale Intensive Care Units (NICU’s) van Nederland. “Een mijlpaal”, zegt kinderarts-neonatoloog Chris van den Akker. “Voor deze kinderen is moedermelk, of in dit geval donormelk, van levensbelang: het verbetert hun kansen om te overleven door het risico op ernstige darmontstekingen en andere infecties te verkleinen.”

Moedermelk beschermt prematuren tegen complicaties, maar hun moeders hebben vaak onvoldoende of soms helemaal geen eigen melk. Van den Akker: “Moeders met een baby op de NICU kunnen zelf erg ziek zijn of medicatie krijgen waardoor ze geen of onvoldoende melk hebben voor hun baby. Daarnaast is het ontzettend stressvol als je kind op de NICU ligt, wat ook invloed kan hebben op de melkproductie. Door onze Moedermelkbank kunnen we deze baby’s volledig voeden met donormelk of de moedermelk met donormelk aanvullen. We schatten dat er inmiddels bijna 10.000 prematuren in Nederland met donormelk zijn gevoed.”

Innovatie

Eerste dubbele draadloze pacemaker geïmplanteerd

Cardiologen Louise Olde Nordkamp en Reinoud Knops van het Amsterdam UMC Hartcentrum hebben voor het eerst in Europa een dubbele draadloze pacemaker bij een patiënt geïmplanteerd. Het nieuwe systeem bestaat uit twee minipacemakers - een in de boezem en een in de hartkamer - die via elektrische pulsjes met elkaar communiceren. Hoogleraar Reinoud Knops: “Eerder toonden we in een groot internationaal onderzoek, gepubliceerd in New England Journal of Medicine, al aan dat de draadloze pacemaker bij meer dan 97 procent van de patiënten succesvol geïmplanteerd kan worden. Nu de CE-goedkeuring van de Europese Unie er is, is het mogelijk om dit systeem ook in de dagelijkse patiëntenzorg toe te passen.” Een belangrijke stap voorwaarts, omdat één op de tien patiënten met een traditionele pacemaker complicaties krijgt vanwege de draden die door de bloedbaan lopen. De draadloze pacemaker wordt ingebracht via de lies, dus patiënten hebben ook geen litteken meer op hun borst.

Het is mogelijk om bij patiënten maar één van de twee delen van de dubbele draadloze pacemaker te implanteren. Het andere deel kan er altijd later bij worden geplaatst als dat op termijn nodig blijkt. Daarmee is het systeem flexibel en aanpasbaar aan de veranderende behoeften van de patiënt. 

foto: Shutterstock

Getal

120.000 mensen stierven in 2022 wereldwijd aan de antibioticumresistente bacterie MRSA, een van de belangrijkste oorzaken van infecties in en buiten het ziekenhuis. MRSA is de bekendste variant van de Staphylococcus aureus (S. aureus) bacterie, maar ook varianten die wel gevoelig zijn voor antibiotica kunnen dodelijk zijn. Tot op heden zijn alle pogingen om een beschermend vaccin tegen S. aureus te ontwikkelen mislukt.

Onderzoekers van Amsterdam UMC, in samenwerking met UMC Utrecht, Univer­siteit Leiden en de University of California San Diego, zitten nu op een nieuw spoor. Onderzoeksleider Nina van Sorge, hoogle­raar Translationele microbiologie bij Amsterdam UMC: “Op dit moment wordt aangenomen dat IgG-antistoffen, die immuuncellen helpen S. aureus te doden, de sleutel vormen tot bescherming. Ons onderzoek laat zien dat niet IgG-, maar IgM-antistoffen nodig zijn voor het opruimen van S. aureus tijdens een infectie.” Ze legt uit: “IgG-antistoffen bieden bescherming tegen bacteriële ziekteverwekkers in het algemeen en zijn zelfs cruciaal voor het beschermende effect van vaccins tegen bijvoorbeeld pneumokokken- en meningo­kokkeninfecties. Maar voor S. aureus ligt het ingewikkelder. Deze slimme bacterie heeft manieren ontwikkeld om ons afweer­systeem, en in het bijzonder IgG-antistoffen, te omzeilen.” De onderzoekers ontdekten dat S. aureus de effecten van IgM-antistoffen niet blokkeerde. 

Ze zagen ook dat patiënten met levensbedreigende bloedbaaninfecties door S. aureus veel lagere spiegels van suikerspecifieke IgM-antistoffen in hun bloed hadden dan gezonde mensen. Patiënten die de infectie niet overleefden hadden de laagste hoeveelheid IgM-antistoffen. De onderzoekers veronderstellen dat onvoldoende suikerspecifieke IgM-antistoffen het risico op ernstige stafylokokkeninfecties en zelfs sterfte vergroten. Meer onderzoek is nodig om de nieuwe denkrichting te valideren, maar deze bevindingen bieden belangrijke aanknopingspunten voor een mogelijk nieuwe manier om S. aureus te bestrijden met vaccins en andere afweersysteembevorderende therapieën.

De resultaten zijn op 17 september gepubliceerd in Cell Reports Medicine.

Preventie

Nieuwe aanpak om risico op herhaling hartinfarct te verlagen

Meer dan 30.000 mensen belanden jaarlijks in Nederland in het ziekenhuis met een hartinfarct. Sommigen hebben al eerder een hartinfarct gehad. Een groep onderzoekers van Amsterdam UMC, onder leiding van onder anderen cardioloog Harald Jørstad, heeft een studie opgezet om herhaling van een hartinfarct te voorkomen. Zij gaan daarbij uit van een ‘omgekeerde aanpak’: direct tijdens de ziekenhuisopname starten met medicijnen die volgens de richtlijnen voor de hartpatiënt de beste preventie geven. 

Nu is het nog zo dat patiënten die na een hartinfarct het ziekenhuis verlaten, vaak met minimale medicatie beginnen, zegt Fabrice Martens, hoogleraar Preventieve cardiologie. “Pas als het de patiënt niet lukt om de leefstijl voldoende aan te passen en als de streefwaarden voor gewicht, bloeddruk en cholesterol niet worden gehaald, wordt met een extra medicijn gestart. Hierdoor gaat veel kostbare tijd verloren. Ook de motivatie om meer medicatie in te zetten wordt na verloop van tijd minder, zowel bij de zorgverlener als bij de patiënt.”

De onderzoekers willen daarom optimaal gebruikmaken van het zogeheten ‘teachable moment’: kort na het hartinfarct, in het ziekenhuis, omdat de motivatie om een nieuw hartinfarct te voorkomen dan het grootst is. Ze draaien dus de aanpak om: “Beginnen met de optimale mix aan preventieve medicijnen op het moment dat patiënten het meest openstaan voor de behandeling en de adviezen. Gedurende de jaren erna kan dan worden afgebouwd”, zegt Marjolein Snaterse, onderzoeker op het gebied van preventie bij patiënten met hartziekten. “We weten op basis van de richtlijnen nagenoeg altijd wat de optimale mix aan preventieve medicijnen is om het risico op herhaling van een hartinfarct zo laag mogelijk te houden. Door daar meteen mee te starten is de patiënt direct beschermd. Als het dan met leefstijlverbetering lukt om de risico’s te verkleinen, kan er na verloop van tijd juist een pil af.”

Minstens 30 ziekenhuizen in heel Nederland nemen deel aan deze GOLDEN-studie. De uitkomsten worden verwacht in 2028.

JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 

Getal

120.000 mensen stierven in 2022 wereldwijd aan de antibioticumresistente bacterie MRSA, een van de belangrijkste oorzaken van infecties in en buiten het ziekenhuis. MRSA is de bekendste variant van de Staphylococcus aureus (S. aureus) bacterie, maar ook varianten die wel gevoelig zijn voor antibiotica kunnen dodelijk zijn. Tot op heden zijn alle pogingen om een beschermend vaccin tegen S. aureus te ontwikkelen mislukt.

Onderzoekers van Amsterdam UMC, in samenwerking met UMC Utrecht, Univer­siteit Leiden en de University of California San Diego, zitten nu op een nieuw spoor. Onderzoeksleider Nina van Sorge, hoogle­raar Translationele microbiologie bij Amsterdam UMC: “Op dit moment wordt aangenomen dat IgG-antistoffen, die immuuncellen helpen S. aureus te doden, de sleutel vormen tot bescherming. Ons onderzoek laat zien dat niet IgG-, maar IgM-antistoffen nodig zijn voor het opruimen van S. aureus tijdens een infectie.” Ze legt uit: “IgG-antistoffen bieden bescherming tegen bacteriële ziekteverwekkers in het algemeen en zijn zelfs cruciaal voor het beschermende effect van vaccins tegen bijvoorbeeld pneumokokken- en meningo­kokkeninfecties. Maar voor S. aureus ligt het ingewikkelder. Deze slimme bacterie heeft manieren ontwikkeld om ons afweer­systeem, en in het bijzonder IgG-antistoffen, te omzeilen.” De onderzoekers ontdekten dat S. aureus de effecten van IgM-antistoffen niet blokkeerde. 

Ze zagen ook dat patiënten met levensbedreigende bloedbaaninfecties door S. aureus veel lagere spiegels van suikerspecifieke IgM-antistoffen in hun bloed hadden dan gezonde mensen. Patiënten die de infectie niet overleefden hadden de laagste hoeveelheid IgM-antistoffen. De onderzoekers veronderstellen dat onvoldoende suikerspecifieke IgM-antistoffen het risico op ernstige stafylokokkeninfecties en zelfs sterfte vergroten. Meer onderzoek is nodig om de nieuwe denkrichting te valideren, maar deze bevindingen bieden belangrijke aanknopingspunten voor een mogelijk nieuwe manier om S. aureus te bestrijden met vaccins en andere afweersysteembevorderende therapieën.

De resultaten zijn op 17 september gepubliceerd in Cell Reports Medicine.

Preventie

Nieuwe aanpak om risico op herhaling hartinfarct te verlagen

Meer dan 30.000 mensen belanden jaarlijks in Nederland in het ziekenhuis met een hartinfarct. Sommigen hebben al eerder een hartinfarct gehad. Een groep onderzoekers van Amsterdam UMC, onder leiding van onder anderen cardioloog Harald Jørstad, heeft een studie opgezet om herhaling van een hartinfarct te voorkomen. Zij gaan daarbij uit van een ‘omgekeerde aanpak’: direct tijdens de ziekenhuisopname starten met medicijnen die volgens de richtlijnen voor de hartpatiënt de beste preventie geven. 

Nu is het nog zo dat patiënten die na een hartinfarct het ziekenhuis verlaten, vaak met minimale medicatie beginnen, zegt Fabrice Martens, hoogleraar Preventieve cardiologie. “Pas als het de patiënt niet lukt om de leefstijl voldoende aan te passen en als de streefwaarden voor gewicht, bloeddruk en cholesterol niet worden gehaald, wordt met een extra medicijn gestart. Hierdoor gaat veel kostbare tijd verloren. Ook de motivatie om meer medicatie in te zetten wordt na verloop van tijd minder, zowel bij de zorgverlener als bij de patiënt.”

De onderzoekers willen daarom optimaal gebruikmaken van het zogeheten ‘teachable moment’: kort na het hartinfarct, in het ziekenhuis, omdat de motivatie om een nieuw hartinfarct te voorkomen dan het grootst is. Ze draaien dus de aanpak om: “Beginnen met de optimale mix aan preventieve medicijnen op het moment dat patiënten het meest openstaan voor de behandeling en de adviezen. Gedurende de jaren erna kan dan worden afgebouwd”, zegt Marjolein Snaterse, onderzoeker op het gebied van preventie bij patiënten met hartziekten. “We weten op basis van de richtlijnen nagenoeg altijd wat de optimale mix aan preventieve medicijnen is om het risico op herhaling van een hartinfarct zo laag mogelijk te houden. Door daar meteen mee te starten is de patiënt direct beschermd. Als het dan met leefstijlverbetering lukt om de risico’s te verkleinen, kan er na verloop van tijd juist een pil af.”

Minstens 30 ziekenhuizen in heel Nederland nemen deel aan deze GOLDEN-studie. De uitkomsten worden verwacht in 2028.

foto: Shutterstock

Innovatie

Eerste dubbele draadloze pacemaker geïmplanteerd

Cardiologen Louise Olde Nordkamp en Reinoud Knops van het Amsterdam UMC Hartcentrum hebben voor het eerst in Europa een dubbele draadloze pacemaker bij een patiënt geïmplanteerd. Het nieuwe systeem bestaat uit twee minipacemakers - een in de boezem en een in de hartkamer - die via elektrische pulsjes met elkaar communiceren. Hoogleraar Reinoud Knops: “Eerder toonden we in een groot internationaal onderzoek, gepubliceerd in New England Journal of Medicine, al aan dat de draadloze pacemaker bij meer dan 97 procent van de patiënten succesvol geïmplanteerd kan worden. Nu de CE-goedkeuring van de Europese Unie er is, is het mogelijk om dit systeem ook in de dagelijkse patiëntenzorg toe te passen.” Een belangrijke stap voorwaarts, omdat één op de tien patiënten met een traditionele pacemaker complicaties krijgt vanwege de draden die door de bloedbaan lopen. De draadloze pacemaker wordt ingebracht via de lies, dus patiënten hebben ook geen litteken meer op hun borst.

Het is mogelijk om bij patiënten maar één van de twee delen van de dubbele draadloze pacemaker te implanteren. Het andere deel kan er altijd later bij worden geplaatst als dat op termijn nodig blijkt. Daarmee is het systeem flexibel en aanpasbaar aan de veranderende behoeften van de patiënt. 

Getal

Ruim 8.000 liter moedermelk is gedoneerd sinds de start van de Nederlandse Moedermelkbank in 2011. Inmiddels zijn er continu 30 tot 40 donoren actief en levert de Moedermelkbank aan alle 9 Neonatale Intensive Care Units (NICU’s) van Nederland. “Een mijlpaal”, zegt kinderarts-neonatoloog Chris van den Akker. “Voor deze kinderen is moedermelk, of in dit geval donormelk, van levensbelang: het verbetert hun kansen om te overleven door het risico op ernstige darmontstekingen en andere infecties te verkleinen.”

Moedermelk beschermt prematuren tegen complicaties, maar hun moeders hebben vaak onvoldoende of soms helemaal geen eigen melk. Van den Akker: “Moeders met een baby op de NICU kunnen zelf erg ziek zijn of medicatie krijgen waardoor ze geen of onvoldoende melk hebben voor hun baby. Daarnaast is het ontzettend stressvol als je kind op de NICU ligt, wat ook invloed kan hebben op de melkproductie. Door onze Moedermelkbank kunnen we deze baby’s volledig voeden met donormelk of de moedermelk met donormelk aanvullen. We schatten dat er inmiddels bijna 10.000 prematuren in Nederland met donormelk zijn gevoed.”

Quote

‘Alles wat bij andere ziektes wel helpt, is bij angst verkeerd’

Dat zegt Neeltje Batelaan, hoogleraar Psychiatrie van angstgerelateerde stoornissen, in een interview in Folia naar aanleiding van haar oratie op 5 september jl. Ze legt uit: “Iemand met een gebroken been kun je helpen door aan te bieden naar de supermarkt te gaan. Maar bij angst ga je dan de vermijding helpen.”

Een angststoornis begint veelal mild, maar wordt na verloop van tijd vaak hardnekkiger. Behalve vermijdingsgedrag kan er sprake zijn van bijkomende stoornissen zoals een depressie of overmatig middelengebruik. “Om hardnekkigheid te voorkomen pleit ik voor meer preventie en tijdige behandeling. Cruciaal hierbij is meer kennis over deze stoornissen, zowel in de samenleving als bij zorgprofessionals”, zegt Batelaan. Ze roept verder op tot het ontwikkelen van vervolgbehandelingen, omdat een derde tot de helft van de patiënten na een eerste behandeling onvoldoende herstelt. Recente cijfers laten een verontrustende trend zien: het percentage volwassenen met een angststoornis is in Nederland gestegen van 10 naar 15 procent. Omdat meer dan de helft van de angststoornissen al vóór het 18e levensjaar ontstaat, is het belangrijk alert te zijn bij angstklachten onder jongeren en adolescenten, benadrukt Batelaan. 

Neeltje Batelaan

kort
JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift
Nieuws uit Amsterdam UMC