5 vragen aan
Bij haar oratie droeg Rashmi Kusurkar, onlangs benoemd tot hoogleraar Inclusie en motivatie in medisch onderwijs en opleiden, een toga met aan de binnenzijde een bijzondere afbeelding: een grote roos, omringd door tulpen. “De roos in het midden is mijn Indiase identiteit. Daaromheen mijn Nederlandse identiteit: tulpen uit de Keukenhof.”
Tekst: Jasper Enklaar • Foto: Mark Horn
Hoe ingewikkeld is het om het als Indiase arts tot hoogleraar in Nederland te brengen?
In India ben ik opgeleid tot arts en gespecialiseerd in fysiologie. Ik wilde eigenlijk onderzoek doen, maar daar waren geen fondsen voor. Ik heb toen 7 jaar lesgegeven aan geneeskundestudenten. Het leerproces van studenten riep bij mij veel vragen op. Daarom wilde ik promoveren op medisch onderwijs. Dat was mijn droom, maar dat was daar niet mogelijk.
Toen mijn man in 2008 een baan kreeg in Nederland, ben ik met hem meegegaan. Ik kende hier niemand, had geen enkel netwerk. Ik ben toen allerlei artikelen gaan lezen over het onderzoek op het gebied van medisch onderwijs. Een Indiase arts die bij ons in de straat woonde, noemde professor Olle ten Cate: ‘Als je iets wil doen met medisch onderwijs, moet je met hem praten’. Ik heb contact met hem gezocht en via hem kreeg ik een promotieplaats in UMC Utrecht, bij professor Gerda Croiset. Zo kwam mijn droom toch uit.
In hoeverre is uw onderzoeksgebied – motivatie en inclusie – beïnvloed door uw eigen achtergrond?
In India was er een groepje van zo’n 10 studenten met wie ik na mijn colleges vaak levendige discussies had over de inhoud van mijn colleges. Deze jongens – het waren allemaal jongens – gaan het goed doen, dacht ik. Maar gaandeweg zag ik dat sommigen van hen het heel goed deden en anderen niet. Waarom gebeurt dat? Ze hebben allemaal hetzelfde intelligentieniveau. Is het een verschil in motivatie? Die vraag bleef me bezighouden.
Ik kwam uit bij de selfdetermination theory. Dat was een eyeopener. Waarom doen we wat we doen? Waarom studeer je geneeskunde? Omdat je het heel leuk vindt, of belangrijk vindt voor de maatschappij? Dat is autonoom gemotiveerd, dan heb je het over ‘wantivation’: je doet iets omdat je het wil, niet omdat je het moet. Daartegenover staat ‘mustivation’: ik wil veel geld verdienen, voldoen aan de wens van mijn ouders. ‘Wantivation’ is geassocieerd met betere prestaties, beter leren, creativiteit. Drie elementen zijn daarvoor belangrijk: autonomie, betrokkenheid en competentie – het ABC van motivatie. Als die drie basisbehoeften zijn vervuld, krijg je een goed gemotiveerde professional. En dat leidt tot betere zorg en blijere patiënten.
Maar uw leerstoel gaat niet alleen over motivatie, ook over inclusie.
Toen ik met mijn inclusieonderzoek begon, kon ik dat verbinden met de motivatietheorie. De meeste mensen doen onderzoek naar motivatie óf naar inclusie. In mijn werk komt dat samen. Ik wil onderzoeken hoe inclusie leidt tot autonomie, betrokkenheid, competentie en hoe dat resulteert in academische prestaties, welzijn en betere patiëntenzorg. Inclusie gaat zowel over verbondenheid als over het gevoel van empowerment – het idee dat je op een betekenisvolle wijze een bijdrage kunt leveren.
Om die inclusie te bereiken is het nodig dat iedereen zich bewust is van zijn of haar privileges en positie. Ook docenten. Hoe kun je ervoor zorgen dat je inclusief bent, zonder dat je je bewust bent van je eigen positie in de samenleving? Soms denkt iemand dat hij alles doet om inclusief te zijn. Maar als de andere persoon dat niet zo ervaart, dan is het geen inclusie. Inclusie en diversiteit is een soort tokenisme geworden: je doet iets, zet een vinkje zonder echt verandering aan te brengen. Als je echt iets wil doen met diversiteit en inclusie, dan moet je de mensen erbij betrekken over wie dit gaat. Je kunt niet zonder hen over hen beslissen.
De oratie van Rashmi Kusurkar is terug te kijken op Youtube: The ABC of Inclusion and Motivation, Prof. Dr. Rashmi Kusurkar, VU Amsterdam.
In uw oratie lichtte u een tipje op van uw onderzoeksambities, bijvoorbeeld over het Mixed Classroom model. Wat houdt dat in?
Onze studenten zijn heel verschillend, maar in het onderwijs benaderen we alles vanuit één perspectief. Als je mensen niet expliciet uitnodigt om vanuit hun eigen perspectief hun bijdrage te leveren, komen de verschillende perspectieven niet aan bod. Dat zou je wel moeten doen om de opleiding te verrijken. Het Mixed Classroom model geeft je instrumenten om verschillende perspectieven een plek te geven. Het zou ideaal zou als de resultaten van ons onderzoek in het curriculum kunnen worden gebruikt om diverse perspectieven te introduceren. Het feit dat deze leerstoel is ondergebracht bij de afdeling Onderwijs en opleiden opent deuren.
In ons onderwijs werken we in kleine groepen volgens de aanpak van de case-based learning, waarbij je gaat brainstormen over een casus. Vanuit mijn achtergrond breng ik het collectivistische perspectief in, ik vraag wat de rol van de familie is. Dat is omdat ik ben opgeleid in India, met mensen in de slums van Mumbai heb gewerkt. Geneeskundestudenten kennen dat niet, de meesten komen uit de groep met de hoogste inkomens. Maar er zijn zoveel zaken waar je aan moet denken. Vanuit één achtergrond kun je dat niet inbrengen. Met het model van de Mixed Classroom wel.
Waarom is het zo belangrijk om een inclusieve organisatie te zijn?
Als je een excellente organisatie wil zijn, als je topzorg wilt leveren en excellent onderzoek wilt doen, dan moet je de samenleving weerspiegelen. Ook de patiëntenpopulatie is divers. Je moet voor verschillende patiënten kunnen zorgen. Dus je hebt diversiteit nodig in de organisatie, op alle niveaus. Als je mensen hebt uit diverse achtergronden zullen zij ook de onderzoeksagenda gaan bepalen. Het is duidelijk aangetoond dat een diverse studentenpopulatie, een divers samengestelde faculteit helpt om excellente gezondheidszorg te bieden. Daar moet nog aan veel gebeuren. Een recent gepubliceerd artikel in The Lancet Regional Health – Europe laat overtuigend zien dat artsen met een migratieachtergrond een lagere kans hebben om specialist te worden. Een ander voorbeeld: pas in 2020 kwam het eerste boek uit over huidziektes in de bruine en de zwarte huid. Tot dan toe waren witte mannen de norm. Zelfs witte vrouwen kregen niet de juiste zorg. Nu zie je dat het verandert. Je hebt mensen nodig uit diverse achtergronden om representatief te zijn, om dingen te veranderen.
5 vragen aan
Waarom is het zo belangrijk om een inclusieve organisatie te zijn?
Als je een excellente organisatie wil zijn, als je topzorg wilt leveren en excellent onderzoek wilt doen, dan moet je de samenleving weerspiegelen. Ook de patiëntenpopulatie is divers. Je moet voor verschillende patiënten kunnen zorgen. Dus je hebt diversiteit nodig in de organisatie, op alle niveaus. Als je mensen hebt uit diverse achtergronden zullen zij ook de onderzoeksagenda gaan bepalen. Het is duidelijk aangetoond dat een diverse studentenpopulatie, een divers samengestelde faculteit helpt om excellente gezondheidszorg te bieden. Daar moet nog aan veel gebeuren. Een recent gepubliceerd artikel in The Lancet Regional Health – Europe laat overtuigend zien dat artsen met een migratieachtergrond een lagere kans hebben om specialist te worden. Een ander voorbeeld: pas in 2020 kwam het eerste boek uit over huidziektes in de bruine en de zwarte huid. Tot dan toe waren witte mannen de norm. Zelfs witte vrouwen kregen niet de juiste zorg. Nu zie je dat het verandert. Je hebt mensen nodig uit diverse achtergronden om representatief te zijn, om dingen te veranderen.
In uw oratie lichtte u een tipje op van uw onderzoeksambities, bijvoorbeeld over het Mixed Classroom model. Wat houdt dat in?
Onze studenten zijn heel verschillend, maar in het onderwijs benaderen we alles vanuit één perspectief. Als je mensen niet expliciet uitnodigt om vanuit hun eigen perspectief hun bijdrage te leveren, komen de verschillende perspectieven niet aan bod. Dat zou je wel moeten doen om de opleiding te verrijken. Het Mixed Classroom model geeft je instrumenten om verschillende perspectieven een plek te geven. Het zou ideaal zou als de resultaten van ons onderzoek in het curriculum kunnen worden gebruikt om diverse perspectieven te introduceren. Het feit dat deze leerstoel is ondergebracht bij de afdeling Onderwijs en opleiden opent deuren.
In ons onderwijs werken we in kleine groepen volgens de aanpak van de case-based learning, waarbij je gaat brainstormen over een casus. Vanuit mijn achtergrond breng ik het collectivistische perspectief in, ik vraag wat de rol van de familie is. Dat is omdat ik ben opgeleid in India, met mensen in de slums van Mumbai heb gewerkt. Geneeskundestudenten kennen dat niet, de meesten komen uit de groep met de hoogste inkomens. Maar er zijn zoveel zaken waar je aan moet denken. Vanuit één achtergrond kun je dat niet inbrengen. Met het model van de Mixed Classroom wel.
De oratie van Rashmi Kusurkar is terug te kijken op Youtube: The ABC of Inclusion and Motivation, Prof. Dr. Rashmi Kusurkar, VU Amsterdam.
Maar uw leerstoel gaat niet alleen over motivatie, ook over inclusie.
Toen ik met mijn inclusieonderzoek begon, kon ik dat verbinden met de motivatietheorie. De meeste mensen doen onderzoek naar motivatie óf naar inclusie. In mijn werk komt dat samen. Ik wil onderzoeken hoe inclusie leidt tot autonomie, betrokkenheid, competentie en hoe dat resulteert in academische prestaties, welzijn en betere patiëntenzorg. Inclusie gaat zowel over verbondenheid als over het gevoel van empowerment – het idee dat je op een betekenisvolle wijze een bijdrage kunt leveren.
Om die inclusie te bereiken is het nodig dat iedereen zich bewust is van zijn of haar privileges en positie. Ook docenten. Hoe kun je ervoor zorgen dat je inclusief bent, zonder dat je je bewust bent van je eigen positie in de samenleving? Soms denkt iemand dat hij alles doet om inclusief te zijn. Maar als de andere persoon dat niet zo ervaart, dan is het geen inclusie. Inclusie en diversiteit is een soort tokenisme geworden: je doet iets, zet een vinkje zonder echt verandering aan te brengen. Als je echt iets wil doen met diversiteit en inclusie, dan moet je de mensen erbij betrekken over wie dit gaat. Je kunt niet zonder hen over hen beslissen.
In hoeverre is uw onderzoeksgebied – motivatie en inclusie – beïnvloed door uw eigen achtergrond?
In India was er een groepje van zo’n 10 studenten met wie ik na mijn colleges vaak levendige discussies had over de inhoud van mijn colleges. Deze jongens – het waren allemaal jongens – gaan het goed doen, dacht ik. Maar gaandeweg zag ik dat sommigen van hen het heel goed deden en anderen niet. Waarom gebeurt dat? Ze hebben allemaal hetzelfde intelligentieniveau. Is het een verschil in motivatie? Die vraag bleef me bezighouden.
Ik kwam uit bij de selfdetermination theory. Dat was een eyeopener. Waarom doen we wat we doen? Waarom studeer je geneeskunde? Omdat je het heel leuk vindt, of belangrijk vindt voor de maatschappij? Dat is autonoom gemotiveerd, dan heb je het over ‘wantivation’: je doet iets omdat je het wil, niet omdat je het moet. Daartegenover staat ‘mustivation’: ik wil veel geld verdienen, voldoen aan de wens van mijn ouders. ‘Wantivation’ is geassocieerd met betere prestaties, beter leren, creativiteit. Drie elementen zijn daarvoor belangrijk: autonomie, betrokkenheid en competentie – het ABC van motivatie. Als die drie basisbehoeften zijn vervuld, krijg je een goed gemotiveerde professional. En dat leidt tot betere zorg en blijere patiënten.
Hoe ingewikkeld is het om het als Indiase arts tot hoogleraar in Nederland te brengen?
In India ben ik opgeleid tot arts en gespecialiseerd in fysiologie. Ik wilde eigenlijk onderzoek doen, maar daar waren geen fondsen voor. Ik heb toen 7 jaar lesgegeven aan geneeskundestudenten. Het leerproces van studenten riep bij mij veel vragen op. Daarom wilde ik promoveren op medisch onderwijs. Dat was mijn droom, maar dat was daar niet mogelijk.
Toen mijn man in 2008 een baan kreeg in Nederland, ben ik met hem meegegaan. Ik kende hier niemand, had geen enkel netwerk. Ik ben toen allerlei artikelen gaan lezen over het onderzoek op het gebied van medisch onderwijs. Een Indiase arts die bij ons in de straat woonde, noemde professor Olle ten Cate: ‘Als je iets wil doen met medisch onderwijs, moet je met hem praten’. Ik heb contact met hem gezocht en via hem kreeg ik een promotieplaats in UMC Utrecht, bij professor Gerda Croiset. Zo kwam mijn droom toch uit.
Tekst: Jasper Enklaar • Foto: Mark Horn
Bij haar oratie droeg Rashmi Kusurkar, onlangs benoemd tot hoogleraar Inclusie en motivatie in medisch onderwijs en opleiden, een toga met aan de binnenzijde een bijzondere afbeelding: een grote roos, omringd door tulpen. “De roos in het midden is mijn Indiase identiteit. Daaromheen mijn Nederlandse identiteit: tulpen uit de Keukenhof.”