Christiaan Vis en Rosa van Mansveld
van de dokter
Hoe kunnen we artsen helpen zich beter aan de hygiëneregels te houden, om infecties in het ziekenhuis grotendeels te voorkomen? Een team van Amsterdam UMC gaat het onderzoeken en krijgt daarvoor een ZonMw-subsidie van een half miljoen euro.
Tekst: Raymon Heemskerk • Foto: Mark Horn
n Nederland loopt ongeveer 1 op de 15 patiënten tijdens een ziekenhuisopname een infectie op. Optimale handhygiëne van zorgverleners kan deze infecties voor een flink deel voorkomen. Vooral bacteriën die ongevoelig zijn voor alle gangbare antibiotica verspreiden zich in ziekenhuizen en zijn vaak lastig te bestrijden. Dit worden bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) genoemd. “Nederland doet het in vergelijking met andere landen goed, maar bacteriën houden zich niet aan grenzen en ook in ons land vormen resistente bacteriën een groeiend probleem”, vertelt Rosa van Mansfeld, arts-microbioloog bij de afdeling Medische Microbiologie en Infectiepreventie. “Tijdens mijn opleiding was een infectie met een resistente ESBL-bacterie bijvoorbeeld nog een zeldzaamheid, nu zijn die aan de orde van de dag.”
Weerbarstig
Aan kennis over infectiepreventie is bij de meeste zorgverleners geen gebrek. Toch laat onderzoek zien dat niet iedereen zich er altijd even strikt aan houdt, ook artsen niet. “Artsen denken vaak dat campagnes om de handhygiëne te verbeteren er niet voor hen zijn, omdat ze het allemaal wel weten”, zegt Van Mansfeld. “Maar we zien dat er een groot verschil is tussen iets weten en daar ook consequent naar handelen.” Haar onderzoeksgroep ontvangt daarom nu 500.000 euro van subsidieverstrekker ZonMw om speciaal op artsen toegesneden strategieën voor infectiepreventie te ontwikkelen.
“We gaan proberen de praktijk beter te begrijpen”, zegt Christiaan Vis, die als implementatiewetenschapper betrokken is bij het onderzoek. “We willen weten waarom artsen doen wat ze doen op hygiënegebied. Welke keuzes worden gemaakt om infectiepreventiemaatregelen toe te passen en waardoor worden die beïnvloed? Vervolgens proberen we het gedrag, als dat niet optimaal is, te veranderen.”
Implementatiewetenschap is een vrij nieuwe discipline in de gezondheidszorg. Vaak belanden goede en bewezen effectieve ideeën in een la, of blijkt de praktijk te weerbarstig om ze in te voeren. Implementatiewetenschap slaat een brug tussen ideeën waarvan bewezen is dat ze werken en de complexe praktijk van alledag, waarin veel op routine gebeurt. “We weten uit eerdere studies dat een aantal randvoorwaarden heel belangrijk is om hygiëneregels goed toe te passen. De juiste materialen moeten natuurlijk voorhanden zijn, maar ook ervaring, voorbeeldgedrag en de cultuur op de afdeling zijn heel belangrijk. En dat alles kan in een ziekenhuis per afdeling verschillen.”
Tool ontwikkelen
Een belangrijk onderdeel van het project is een tool te ontwikkelen waarmee zorgverleners de juiste strategieën kunnen kiezen om de verspreiding van resistente bacteriën tegen te gaan. Van Mansfeld: “Als blijkt dat er problemen zijn met de hygiëne wordt nu bijvoorbeeld een e-learning ingezet. Maar om zo effectief mogelijk met het beschikbare budget om te gaan, is het belangrijk om niet zomaar wat te proberen. Je wilt iets inzetten wat effectief is en zich richt op de knelpunten die in een specifieke setting spelen. Dat kan gebrek aan kennis zijn, en dan is een e-learning misschien inderdaad het meest effectief, maar het kan ook iets heel anders zijn. Wat het beste werkt, hangt af van allerlei factoren. Voor artsen kunnen er andere zaken nodig zijn dan voor verpleegkundigen. We willen uiteindelijk een tool ontwikkelen die ook andere ziekenhuizen kunnen gebruiken om in specifieke situaties te bekijken welke strategieën het meest effectief zijn.”
‘We gaan proberen de praktijk van de artsen beter te begrijpen’
Cultuur
Dat de juiste strategieën afhankelijk zijn van de context is een belangrijke kwestie in de implementatiewetenschap. “Bij onderzoek naar de effectiefste strategie wil je de context zo veel mogelijk controleren om een algemene uitspraak te kunnen doen: in die omstandigheden is deze strategie de beste”, legt Vis uit. “In werkelijkheid zijn al die verschillende factoren in de context er natuurlijk wel. Daar moet je wat mee bij de implementatie. Je moet er rekening mee houden dat op alle afdelingen bepaalde normen en een bepaalde cultuur heersen. Daardoor kan er bijvoorbeeld voor de afdeling Orthopedie een andere strategie nodig zijn dan voor de afdeling Neonatologie. En op sommige afdelingen zien artsen vaker patiënten die geïnfecteerd raken dan op andere, wat een extra prikkel kan zijn om hygiënemaatregelen in acht te nemen.” Vis is blij dat in dit project naar deze dynamiek onderzoek wordt gedaan.
Ranglijst
Zo gaan de onderzoekers aan honderd artsen een vragenlijst voorleggen over welke methode hun voorkeur heeft voor het stimuleren van infectiepreventie. Daar komt vervolgens een ranglijst uit die weergeeft welke strategie in welke situatie goed zou kunnen werken. Denk aan: informeren, een rolmodel inzetten of een beloning. “Met deze kennis ontwikkelen we vervolgens een tool die afdelingen kunnen gebruiken om hun strategieën voor infectiepreventie te optimaliseren. Die tool gaan we testen in Amsterdam UMC, en in het Leids Universitair Medisch Centrum en Gelderse Vallei in Ede, twee ziekenhuizen waarmee we samenwerken. Afhankelijk van de uitkomsten zullen we de tool vervolgens verbeteren”, aldus Van Mansfeld. Over vier jaar moet het project afgerond zijn. •
van de dokter
Hoe kunnen we artsen helpen zich beter aan de hygiëneregels te houden, om infecties in het ziekenhuis grotendeels te voorkomen? Een team van Amsterdam UMC gaat het onderzoeken en krijgt daarvoor een ZonMw-subsidie van een half miljoen euro.
Tekst: Raymon Heemskerk • Foto: Mark Horn
Cultuur
Dat de juiste strategieën afhankelijk zijn van de context is een belangrijke kwestie in de implementatiewetenschap. “Bij onderzoek naar de effectiefste strategie wil je de context zo veel mogelijk controleren om een algemene uitspraak te kunnen doen: in die omstandigheden is deze strategie de beste”, legt Vis uit. “In werkelijkheid zijn al die verschillende factoren in de context er natuurlijk wel. Daar moet je wat mee bij de implementatie. Je moet er rekening mee houden dat op alle afdelingen bepaalde normen en een bepaalde cultuur heersen. Daardoor kan er bijvoorbeeld voor de afdeling Orthopedie een andere strategie nodig zijn dan voor de afdeling Neonatologie. En op sommige afdelingen zien artsen vaker patiënten die geïnfecteerd raken dan op andere, wat een extra prikkel kan zijn om hygiënemaatregelen in acht te nemen.” Vis is blij dat in dit project naar deze dynamiek onderzoek wordt gedaan.
Ranglijst
Zo gaan de onderzoekers aan honderd artsen een vragenlijst voorleggen over welke methode hun voorkeur heeft voor het stimuleren van infectiepreventie. Daar komt vervolgens een ranglijst uit die weergeeft welke strategie in welke situatie goed zou kunnen werken. Denk aan: informeren, een rolmodel inzetten of een beloning. “Met deze kennis ontwikkelen we vervolgens een tool die afdelingen kunnen gebruiken om hun strategieën voor infectiepreventie te optimaliseren. Die tool gaan we testen in Amsterdam UMC, en in het Leids Universitair Medisch Centrum en Gelderse Vallei in Ede, twee ziekenhuizen waarmee we samenwerken. Afhankelijk van de uitkomsten zullen we de tool vervolgens verbeteren”, aldus Van Mansfeld. Over vier jaar moet het project afgerond zijn. •
‘We gaan proberen de praktijk van de artsen beter te begrijpen’
n Nederland loopt ongeveer 1 op de 15 patiënten tijdens een ziekenhuisopname een infectie op. Optimale handhygiëne van zorgverleners kan deze infecties voor een flink deel voorkomen. Vooral bacteriën die ongevoelig zijn voor alle gangbare antibiotica verspreiden zich in ziekenhuizen en zijn vaak lastig te bestrijden. Dit worden bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) genoemd. “Nederland doet het in vergelijking met andere landen goed, maar bacteriën houden zich niet aan grenzen en ook in ons land vormen resistente bacteriën een groeiend probleem”, vertelt Rosa van Mansfeld, arts-microbioloog bij de afdeling Medische Microbiologie en Infectiepreventie. “Tijdens mijn opleiding was een infectie met een resistente ESBL-bacterie bijvoorbeeld nog een zeldzaamheid, nu zijn die aan de orde van de dag.”
Weerbarstig
Aan kennis over infectiepreventie is bij de meeste zorgverleners geen gebrek. Toch laat onderzoek zien dat niet iedereen zich er altijd even strikt aan houdt, ook artsen niet. “Artsen denken vaak dat campagnes om de handhygiëne te verbeteren er niet voor hen zijn, omdat ze het allemaal wel weten”, zegt Van Mansfeld. “Maar we zien dat er een groot verschil is tussen iets weten en daar ook consequent naar handelen.” Haar onderzoeksgroep ontvangt daarom nu 500.000 euro van subsidieverstrekker ZonMw om speciaal op artsen toegesneden strategieën voor infectiepreventie te ontwikkelen.
“We gaan proberen de praktijk beter te begrijpen”, zegt Christiaan Vis, die als implementatiewetenschapper betrokken is bij het onderzoek. “We willen weten waarom artsen doen wat ze doen op hygiënegebied. Welke keuzes worden gemaakt om infectiepreventiemaatregelen toe te passen en waardoor worden die beïnvloed? Vervolgens proberen we het gedrag, als dat niet optimaal is, te veranderen.”
Implementatiewetenschap is een vrij nieuwe discipline in de gezondheidszorg. Vaak belanden goede en bewezen effectieve ideeën in een la, of blijkt de praktijk te weerbarstig om ze in te voeren. Implementatiewetenschap slaat een brug tussen ideeën waarvan bewezen is dat ze werken en de complexe praktijk van alledag, waarin veel op routine gebeurt. “We weten uit eerdere studies dat een aantal randvoorwaarden heel belangrijk is om hygiëneregels goed toe te passen. De juiste materialen moeten natuurlijk voorhanden zijn, maar ook ervaring, voorbeeldgedrag en de cultuur op de afdeling zijn heel belangrijk. En dat alles kan in een ziekenhuis per afdeling verschillen.”
Tool ontwikkelen
Een belangrijk onderdeel van het project is een tool te ontwikkelen waarmee zorgverleners de juiste strategieën kunnen kiezen om de verspreiding van resistente bacteriën tegen te gaan. Van Mansfeld: “Als blijkt dat er problemen zijn met de hygiëne wordt nu bijvoorbeeld een e-learning ingezet. Maar om zo effectief mogelijk met het beschikbare budget om te gaan, is het belangrijk om niet zomaar wat te proberen. Je wilt iets inzetten wat effectief is en zich richt op de knelpunten die in een specifieke setting spelen. Dat kan gebrek aan kennis zijn, en dan is een e-learning misschien inderdaad het meest effectief, maar het kan ook iets heel anders zijn. Wat het beste werkt, hangt af van allerlei factoren. Voor artsen kunnen er andere zaken nodig zijn dan voor verpleegkundigen. We willen uiteindelijk een tool ontwikkelen die ook andere ziekenhuizen kunnen gebruiken om in specifieke situaties te bekijken welke strategieën het meest effectief zijn.”